In het midden van het
vertrek staat een oud versleten bureau, met zo'n vieze pluche stoel erachter,
voor de met hout dichtgetimmerde ramen staat een soort aanrecht met wasbak op
hele wankele pootjes en de rest van de ruimte is compleet gevuld met allerlei
soorten aquaria, terraria, paludaria en God weet wat voor aria's nog meer. Desgevraagd
geeft God aan het ook niet te weten en we moeten het maar navragen bij Joost,
zegt Hij.
Van de vloer tot het
plafond zijn glazen bakken en bakjes op stellingen op elkaar gestapeld. En in
al die bakken beweegt het. Ik weet niet of je wel eens een minuut of tien op
een mierenhoop hebt gezeten, en dan bedoel ik natuurlijk niet van die
keukenmiertjes, maar echt van die rode bosmieren. Nou, ik ook niet, maar ik
denk dat de sensatie hetzelfde is als bij Neef Tuppy in z'n hobbykamer
binnenstappen. Overal jeuk.
Goed, er zit een
machtig mooi zoutwateraquarium tussen vol met prachtig gekleurde garnalen. En
dan niet zoals we ze kennen, roze, klein en dood, en ook niet zoals Lobbi en
Tobbi, maar in allerlei variaties en tien keer zo groot als we gewend zijn op
een toastje te doen. Een kreeft zonder elastiekjes, anemonen en schitterend
koraal, een lust voor het oog. Tot ze eten krijgen. Met een lepel neemt hij een
flinke schep uit een kweekbakje met bewegend zaagsel. Op een stukje karton
zoekt hij de krioelende maden ertussen uit, pakt ze met z'n vingers, ja echt,
en doet ze in een theezeefje, wat hij vervolgens boven het aquarium houdt. Met
de lepel vermorzelt hij de maden en drukt ze langzaam door het zeefje het
aquarium in. Telkens als er een knapt vliegen de spetters geelgroene drab om je
oren en probeert je maag zich in je slokdarm te verstoppen.
Ook leuk om te zien is
hoe de vogelspin wordt gevoerd. Normaal gesproken eten vogelspinnen levende
krekels. En hoewel dat op zich al een minder plezierig gezicht is, maakt neef
Tuppy het nog een graadje erger, door de krekels met een schaar eerst te
ontdoen van hun poten, omdat de vogelspin al een beetje op leeftijd is.
Als we verder in de
kamer rondkijken, zien we in de hoek een kooi staan met witte muizen. Niet een
paar, maar honderden. De grote zijn om te fokken en de kleintjes zijn voedsel.
Voor de slangen.
Tuppy gaat helemaal
uit z'n dak als een slang zo'n klein donzig wit muisje te pakken neemt en
levend en wel langzaam in z'n geheel naar binnen werkt.
Na een eindeloos hoop
gebabbel over de zelf uitgebroede (zelf!, de idioot), pasgeboren anolis - wat
zo onooglijk is dat je het niet herkent als hagedis – loopt Tuppy naar een
hoekje van de kamer waar opnieuw een soort terrarium stond.
Daar begint neef
Tuppy, met zijn neus tegen het glas hemipipa carvalhoi te stotteren wat later
de naam van het glibberige beest blijkt te zijn. Met geilspuitende oogjes en
het kwijl langs zijn mondhoeken probeert hij ieder die het maar horen wil uit
te leggen dat hij als eerste in Nederland er in is geslaagd deze beesten te
fokken. Het meeste bijzondere is dat deze beesten de baby's uit de rug baren.
De bevalling is gelukkig in een ander hoofdstuk. De aanblik van deze stoïcijnse
kikker met achterlijk grote bologen was voor Liselore al genoeg.
Echt rustig zitten kun
je in die kamer niet. Als je niet door een kameleon wordt besprongen, kruipt er
wel iets in je broekspijp.
Toen Liselore op een
gegeven moment iets in haar nek voelde kriebelen en haar gewaardeerde neef dit
met zijn duim dooddrukte, was voor haar de maat vol: ze besloot er nooit meer
te komen.
Maar ze bleven wel
vrienden, dat nou weer wel.
En, het klinkt
ongelooflijk, neef Tuppy is nog niet eens de ergste van Liselores familie.
G.D. 27 juni 2017
G.D. 27 juni 2017