vrijdag 19 mei 2017

Hoofdstuk 2, Mary


Mary is opgegroeid in een deftig en degelijk gezin. Niet op het platteland, maar ook niet midden in de stad, iets daar tussenin, aan de Brinklaan 27 in Paterswolde. Haar peuter- en kleutertijd gingen over een rozenpaadje en ze kwam niets tekort, maar ze kreeg ook niets te veel, daar zorgden haar ouders wel voor. De periode tussen kleuter en puber overbrugde ze met keurig naar school gaan en dat deed dat ‘best wel’ goed. Ze had geen bijzondere uitspattingen en ging trouw elke zondag naar de kerk. Haar lieve zorgzame ouders waren diepgelovige Anabaptisten en goed voor hun enig kind, voor een gereformeerd gezin dan, want een vaccinatie had Mary nooit gehad.

Mary is 13 als een late feestganger met meer alcohol op dan een normaal mens kan verdragen, haar ouders op zondagochtend om tien uur schept op de stoep van de kerk. Mary blijft ongedeerd, maar papa en mama worden vroegtijdig teruggezonden naar hun Schepper, met zwarte kousen en zwarte bretels en al.

Ze is te jong om zelfstandig verder te gaan en te zelfstandig om bij pleegouders te gaan wonen.

Mary gaat onder dwang bij oom Thomas en tante Truus wonen. Thomas is de broer van Andre, de vader van Mary en hij vindt Mary wel leuk. In ieder geval leuker dan zijn eigen vrouw. Met veel bravoure had hij zich voor de rest van de familie opgeworpen om Mary te verzorgen. Niemand van de familie vond dat een goed idee, maar niemand ging er tegenin, want elk familielid had zo wel een eigen goede reden waarom ze Mary niet konden opnemen.

G.D. 2 april 2017