David Sorcxi zit op de rand van het
bed van zijn dochter Jout. Ze was niet in slaap gevallen bij het verhaaltje
over schapen en wil nu nog een verhaaltje.
David, de niet-waarzegger, is blij dat
er in ieder geval één persoon op de wereld is die in hem gelooft en zit daarom
graag bij zijn dochter.
“Papa, nog een keer het verhaal van
Gabriel het konijn, asjeblieft?”
En David vertelt:
Tepoztecatl reed op zijn kangoeroe
Flatfoot door Australië. Dat is toch wel gauw enige duizenden jaren geleden.
Niemand geloofde toen in Jezus, want die was nog niet geboren. Wel in de
Azteekse mythologie. Maar ook in de Russische mythologie en de Griekse. Dat was
toentertijd sowieso een rommeltje, want alles liep door elkaar.
In elk geval
kwam Tepoztecatl een gemene slang tegen, die al
het kwaad belichaamde. Déze slang had wél een naam, Apophis, maar deed
helemaal niet in appels of ander fruit. Wel was hij tovenaar. En samen met
Chepri, de zonnegod stak hij - uit pure balorigheid - de staart van de
kangoeroe Flatfoot in brand.
Gelukkig had Hapy, de zoon van Horus, net de Nijl
laten overstromen en deze keer wel zo erg overdreven dat het in Australië nat
werd - en daarmee kon Flatfoot zijn staart doven. Er bleef maar een heel
klein bolletje van die staart over. Tepoztecatl pakte de kangoeroe en hing hem aan zijn oren
te drogen aan een boomtak. Daardoor werden die oren wel erg lang. Gelukkig
kromp de kangoeroe vanwege een verkeerd wasmiddel en werd hij een stuk minder
zwaar.
Maar daar was weer Apophis de slang, die het niet opgaf. Hij sprak die
legendarische woorden uit, die iedereen kent, waardoor de buidel voorgoed was verdwenen.
Omstanders stroomden toe en gingen er
omheen staan. Ze spraken schande van de slang en van wat hij voor raar beest
had gemaakt van Flatfoot. Destijds bestonden er nog geen konijnen, maar toen
ineens wel.
Opnieuw dook daar Apophis vanonder een steen vandaan.
God - die alles had gezien - was het
zat, pakte Apophis bij zijn staart en sloeg de slang tegen een boom. Hij raakte
daarbij net Flatfoot tegen zijn achterwerk, die daarop een eind wegvloog, tegen
een boomtak kwam met zijn kop en overleed.
Het eerste konijn ter wereld had maar
kort bestaan.
De hele Hemel en Aarde was in beroering en iedereen vond het
zielig voor Flatfoot en gemeen van die slang. Op de een of andere manier is er
altijd gedoe met slangen in de geschiedenis.
God - ook niet gek - zag de kans om
zijn reputatie wat op te krikken en haalde gezwind het konijn naar boven. Met
veel ceremonieel en een virtueel zwaard, sloeg God het konijn tot halfGod en
doopte hem Gabriel.
De Hemel juichte, maar Gabriel vroeg: “HalfGod maar?”
“Ondankbare hond,” siste God hem toe,
onderwijl glimlachend naar het publiek. En dat was heel bijzonder want toen
bestonden er nog geen honden.
En zo leeft Gabriel nog lang en
gelukkig, hij helpt Angel, de rechterhand van God wel eens wat met wat
dingetjes, maar ligt meestal onder een boom op een strootje te kauwen. Alleen
met de Kerst heeft hij het stikdruk. Zijn afdeling is konijnenzieltjes
ontvangen en begeleiden. In de Hemel vieren ze geen kerst.
“Wees blij,” zegt God op een dag tegen
Gabriel, “dat je geen kalkoen bent.”
Jout ademt rustig en is vredig in
slaap gevallen.
G.D. 28 mei 2017