dinsdag 30 mei 2017

Hoofdstuk 54, Gabriel het hemelkonijn


David Sorcxi zit op de rand van het bed van zijn dochter Jout. Ze was niet in slaap gevallen bij het verhaaltje over schapen en wil nu nog een verhaaltje.

David, de niet-waarzegger, is blij dat er in ieder geval één persoon op de wereld is die in hem gelooft en zit daarom graag bij zijn dochter.

“Papa, nog een keer het verhaal van Gabriel het konijn, asjeblieft?”


En David vertelt:

Tepoztecatl reed op zijn kangoeroe Flatfoot door Australië. Dat is toch wel gauw enige duizenden jaren geleden.
Niemand geloofde toen in Jezus, want die was nog niet geboren. Wel in de Azteekse mythologie. Maar ook in de Russische mythologie en de Griekse. Dat was toentertijd sowieso een rommeltje, want alles liep door elkaar.

In elk geval kwam Tepoztecatl een gemene slang tegen, die al  het kwaad belichaamde. Déze slang had wél een naam, Apophis, maar deed helemaal niet in appels of ander fruit. Wel was hij tovenaar. En samen met Chepri, de zonnegod stak hij - uit pure balorigheid - de staart van de kangoeroe Flatfoot in brand.

Gelukkig had Hapy, de zoon van Horus, net de Nijl laten overstromen en deze keer wel zo erg overdreven dat het in Australië nat werd - en daarmee kon Flatfoot zijn staart doven. Er bleef maar een heel klein bolletje van die staart over. Tepoztecatl pakte de kangoeroe en hing hem aan zijn oren te drogen aan een boomtak. Daardoor werden die oren wel erg lang. Gelukkig kromp de kangoeroe vanwege een verkeerd wasmiddel en werd hij een stuk minder zwaar.

Maar daar was weer Apophis de slang, die het niet opgaf. Hij sprak die legendarische woorden uit, die iedereen kent, waardoor de buidel voorgoed was verdwenen.


Omstanders stroomden toe en gingen er omheen staan. Ze spraken schande van de slang en van wat hij voor raar beest had gemaakt van Flatfoot. Destijds bestonden er nog geen konijnen, maar toen ineens wel.

Opnieuw dook daar Apophis vanonder een steen vandaan.

God - die alles had gezien - was het zat, pakte Apophis bij zijn staart en sloeg de slang tegen een boom. Hij raakte daarbij net Flatfoot tegen zijn achterwerk, die daarop een eind wegvloog, tegen een boomtak kwam met zijn kop en overleed.

Het eerste konijn ter wereld had maar kort bestaan.


De hele Hemel en  Aarde was in beroering en iedereen vond het zielig voor Flatfoot en gemeen van die slang. Op de een of andere manier is er altijd gedoe met slangen in de geschiedenis.


God - ook niet gek - zag de kans om zijn reputatie wat op te krikken en haalde gezwind het konijn naar boven. Met veel ceremonieel en een virtueel zwaard, sloeg God het konijn tot halfGod en doopte hem Gabriel.

De Hemel juichte, maar Gabriel vroeg: “HalfGod maar?”

“Ondankbare hond,” siste God hem toe, onderwijl glimlachend naar het publiek. En dat was heel bijzonder want toen bestonden er nog geen honden.


En zo leeft Gabriel nog lang en gelukkig, hij helpt Angel, de rechterhand van God wel eens wat met wat dingetjes, maar ligt meestal onder een boom op een strootje te kauwen. Alleen met de Kerst heeft hij het stikdruk. Zijn afdeling is konijnenzieltjes ontvangen en begeleiden. In de Hemel vieren ze geen kerst.


“Wees blij,” zegt God op een dag tegen Gabriel, “dat je geen kalkoen bent.”



Jout ademt rustig en is vredig in slaap gevallen.

G.D. 28 mei 2017