Langzaam komt Liselore bij en kijkt om
zich heen. Ze ligt op de vloer en Kevin staat op haar wangen te meppen.
Oom
Tidor is verdwenen en de doodskist is veranderd in een houten kist met
apparatuur voor de nieuwe bar van de kroeg. Vier mannen zijn aan het werk om de
bar te installeren.
Boris is er ook niet meer, alleen
tante Truus, in een rolstoel.
“Neem een slokje water en ga lekker
naar huis een uurtje slapen,” zegt Kevin lief, “of moet ik je brengen?”
De deur zwaait weer eens open en daar
zijn Ruud en Herman.
“Er moest hiero een muurtje gemetseld
worden, waarzo is dat?” roept Herman.
En dat allemaal precies op het moment dat
2651 kilometer verderop Rosalinda, de aangetrouwde achternicht van de
buurjongen Thomas van Liselore staat te kijken naar een gesloopte stenen muur,
daar waar eens een sekte was gehuisvest.
Rosalinda is 37 jaar, bewust vrijgezel,
groot, robuust en nymfomane. Ze is niet onknap en niet onlelijk, net er
tussenin. Ze is niet onaardig en niet onvriendelijk, net gemiddeld. De
afgelopen 20 jaar had ze zeker drie levens intens geleefd. Ze had in die tijd
meer meegemaakt dan alle ervaringen van een bejaardenhuis vol. En toch was het
niet genoeg. Gelukkig bekeert ze zich in hoofdstuk 89 tot het katholicisme en
worden wij deelgenoot van haar belevenissen, omdat we mee kunnen luisteren met
de biecht.
Teleurgesteld staat Rosalinda de restanten
te bestuderen. Links en rechts liggen afgeknipte vingers en tenen op de grond.
Ze denkt even dat ze van Barbies zijn, maar dat is niet zo, ze zijn echt. Ze
houdt wel van SM, maar niet van onomkeerbaar SM. En toch maakt een zekere
opgewonden spanning zich meester van haar brein. Er gebeurt iets in haar en
juist op dat moment laat Herman een hele bak cement in de kroeg op zijn tenen
vallen. In de Hemel houdt iedereen voor de zekerheid even de vingers in de
oren.
G.D. 25 mei 2017