Martijn, de pukkelige neef van de
familie, is intussen 16 geworden, maar heeft nog altijd als grootste hobby het
verzamelen van Barbiepoppen. Alle rommelmarkten loopt hij af en koopt alle
Barbies die hij maar kan vinden.
Zijn ouders keken er van weg en stonden met
bloedende neus de andere kant op te kijken, maar zijn schrink Von
Kraft-Ettenhaussen vond het prima en had daar een mooie theorie voor opgezet.
Dat
is het theorema*) van Wietschenheul en die zegt dat als aanstaande moeders (te) veel
sardientjes eten en de baby een jongetje wordt, niet potentieel homo, het kind
al in de baarmoeder een voorliefde heeft voor kleine meisjes, niet per definitie
jonge meisjes en dus niet in potentie pedofioel, maar wel kleine meisjes. En met al die pukkels lagen echte
meisjes niet voor het oprapen en daarom de Barbies. Helder toch?
Wat de schrink niet wist, was dat
Martijns op één na grootste hobby was, het afknippen van ledematen van deze
Barbies, niet alles tegelijk, maar in kleine beetjes.
De redactie van Ghans heeft er
nogal wat tijd aan besteed om uit te zoeken wat er nu aan de hand is met
Martijn. Waarom deed hij dat? Wat was zijn drijfveer? Niemand weet het - zelfs
God niet - en we kunnen op dit moment dan ook niet anders besluiten dan Martijn vast te binden met
een riem op een stoel en op te sluiten in een donkere kamer. In hoofdstuk 62
halen we hem weer te voorschijn en kijken of hij een beetje normaler is
geworden.
G.D. 10 mei 2017
*)eene bespiegelende leerstelling, welke grondige kennis van eene
kunst of wetenschap, en van hare regels heeft, zonder dezelve uit te oefenen, theoretisch, bespiegelend, beschouwend tot de grondkennis eener wetenschap